Juist beleid: een kwestie van het goede goed doen
Ter ere van het 100-jarig jubileum van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) schreven onze collega’s Steven ten Have en Maarten Hendriks een hoofdstuk in de bundel ‘100 jaar VEB’. Zij schreven dat een juist beleid binnen een organisatie een kwestie is van ‘het goede goed doen’. Aan de hand van het door hen ontwikkelde empirische corporate governance model leggen ze uit wat daar allemaal bij komt kijken.
De legendarische Nederlandse bestuursadviseur Co de Koning publiceerde in 1987
het boek Goed bestuur. De regels en de kunst.3 De achterflaptekst kenschetst het
boek als “het boeiende verslag van een rondreis door bestuurlijk Nederland, geschreven
door een actief participant in talrijke bestuurlijke en strategische omschakelingsprocessen
in grotere Nederlandse ondernemingen”. Belangrijke thema’s in
dit boek over goed ondernemingsbestuur zijn de chemie in de top, de raad van commissarissen,
spanningen in het bestuur, fusies en bijzondere bestuurlijke figuren
zoals de vicevoorzitter.
Op het eerste oog, en ook in de hoofdtekst, komt het onlosmakelijk met bestuur verbonden
ondernemingsrecht er bekaaid af. Na de hoofdtekst volgt evenwel een juridisch
compendium met daarin een juridisch alfabet met een honderdtal veel voorkomende
juridische begrippen, “onmisbaar voor de bestuurder en commissaris die de
wet wil kennen, maar zijn weg daarin niet zo makkelijk weet te vinden”. Dat alfabet
sluit af met de ‘W’ van wanbeleid. Daarbij wordt gewag gemaakt van wanbeleid,
vast te stellen met een enquête (gebaseerd op het enquêterecht), als voorwaarde voor
het treffen van voorzieningen door de Ondernemingskamer.
De Koning stelt, in 1987 dus, dat wanbeleid geen nauwkeurig omschreven wettelijk
begrip is. Hij meldt dat nalatigheid, ernstig tekortschieten en zelfs besluiteloosheid
als gevolg van verdeeldheid in het bestuur onder wanbeleid kunnen vallen. Hij
spreekt, terecht, over een ‘ruime marge van interpretatie’ die de wetgever aan de
Ondernemingskamer heeft willen laten: “De jurisprudentie op dit punt is nog zeer
onvolkomen.
Inmiddels zijn we ruim 35 jaar verder. Nog steeds is het geen uitgemaakte zaak wat
onder wanbeleid wordt verstaan en, in het verlengde daarvan, onder onjuist beleid,
juist beleid of goed ondernemingsbestuur. De plek waar vragen hierover vanuit de
praktijk van onderneming en recht centraal staan, is de Ondernemingskamer (OK).
Zeer recent, in augustus 2023, zei Aernout Vink, de voorzitter van de Ondernemingskamer
in een interview: “De OK heeft een grote vrijheid om de bevoegdheden
die aan ons zijn toegekend toe te passen. De norm is dat er gegronde redenen
zijn om te twijfelen aan een juist beleid of juiste gang van zaken. Wat dat precies
inhoudt weet eigenlijk niemand. In de loop van de jaren zijn er natuurlijk wel heel
veel uitspraken geweest waarin een aantal type gedragingen zijn aangewezen die
aanleiding moeten geven tot ingrijpen.
Het voorgaande maakt het extra relevant en interessant om de vraag te stellen wat
verstaan wordt onder ondernemingsbestuur dat als goed wordt gezien. Daarom
wordt in dit hoofdstuk, op basis van een door ons uitgevoerd empirisch onderzoek in
de bestuurspraktijk, ingegaan op wat onder ‘goed ondernemingsbestuur’ en ‘good
governance’ kan worden verstaan. Voor dit onderzoek hebben wij onder andere 61
personen uit de corporate governance community geïnterviewd en gevraagd naar
hun opvattingen over good governance. Deze groep bestaat onder andere uit bestuurders,
commissarissen, rechters, advocaten en hoogleraren die betrokken zijn
geweest bij verschillende invloedrijke rechtszaken op het gebied van corporate governance.
Op basis van de gevonden resultaten presenteren wij hier een integraal model voor
good governance. Dit model vullen we verder in aan de hand van wetenschappelijke
literatuur uit het domein van organisatie en management. Wij sluiten dit hoofdstuk
af met een beschouwing en vooruitblik ten aanzien van het governanceveld.
De heersende rechtsopvatting omtrent good governance als vertrekpunt