Motieven van meester en leerling
Evenals de zoon van de edelsmid die het ambacht van zijn vader leert, wenst de beginnende professional in de moderne organisatie zich een goede leermeester. Tegelijkertijd vaart de leermeester wel bij de persoonlijke en intensieve samenwerking; echte meesters blijven immers altijd leerling. De drijfveren voor de relatie lopen uiteen van onvoorwaardelijk geven of innerlijke voldoening tot reproductie, schoolvorming of voortplanting van eigen kennis en overtuigingen. In dit hoofdstuk geven we, met een bespiegeling vanuit de psychologie, een aanzet tot het zichtbaar maken en duiden van de motieven van zowel meester als leerling. Een pleidooi om de meester-gezelrelatie niet te romantiseren, maar op haar merites te beoordelen en deze waar nodig weer van nieuwe glans te voorzien. De meester-gezelrelatie staat voor een klassieke manier om het ambacht door te geven aan de volgende generatie. Door de kunst af te kijken kan de gezel het vak leren. Deze ambachtelijke manier van leren dringt sinds de jaren zeventig ook door in moderne organisaties. In deze omgeving worden veelal de termen ‘mentor’ en ‘protegé’ gebruikt, waarbij de relatie zowel een informele als formele vorm kan hebben. Er is onderzoek verricht naar de fasen in de mentorprotegérelatie, de intensiteit ervan en de primaire functies die de relatie verricht. Het leren is een belangrijk en voor de hand liggend motief om de mentor-protegérelatie aan te gaan. Er zijn echter ook andere redenen voor meesters en leerlingen om zich aan elkaar te verbinden. Op basis van literatuuronderzoek beschrijven, ordenen en duiden wij de variëteit van motieven van zowel leerling al meester in dit hoofdstuk.